De bevalling

Elke bevalling is anders. Iedere vrouw beleeft het op haar eigen manier. Wel verlopen de meeste bevallingen volgens dezelfde stappen. Je kan veel zelf doen om vol vertrouwen je bevalling tegemoet te gaan. Een goede voorbereiding is het halve werk. Ga op zoek naar informatie, lees je in of ga (samen met je partner) naar een cursus, stel vragen aan ons en rust goed uit. En het allerbelangrijkste is om op jezelf en je lichaam te vertrouwen, je kunt het!

De bevalling begint?

Meestal begint de bevalling met weeën, maar het kan nog loos alarm zijn. Je bevalling is nog niet begonnen als:

  • Je harde buiken onregelmatig komen (ze kunnen lang aanhouden of heel kort zijn)
  • Je harde buiken niet steeds sterker worden en sneller op elkaar komen
  • Als je gaat lopen de harde buiken niet sterker worden
  • Je harde buiken verdwijnen als je gaat liggen of een warme douche neemt
  • Je harde buiken bovenin je baarmoeder voelt.

Het echte begin

Meestal begint de bevalling met weeën. Soms doen ze meteen al pijn en volgen ze elkaar snel op. Maar meestal zijn ze in het begin nog kort, onregelmatig en niet zo pijnlijk. Vaak kan je gewoon doorgaan met waarmee je bezig bent. Hooguit zul je af en toe even stilstaan omdat je iets voelt. Deze voorweeën maken je baarmoedermond alvast soepeler. Om te kijken of je bevalling echt begonnen is, let de verloskundige op je weeën en voelt ze naar de baarmoedermond met een inwendig onderzoek. Zo krijgt ze een goede indruk over de fase van je bevalling. Heel vroeg in de bevalling is het wel eens lastig om te beoordelen of de bevalling echt begonnen is. Dan moeten we een paar uur afwachten om te zien hoe het verloop is. De bevalling kan ook starten met het breken van de vliezen. Ook dan zijn er sterke weeën nodig om de baarmoedermond open te maken. Je krijgt meestal binnen 24 uur na het breken van de vliezen weeën. Kijk bij beladvies of in je papieren mapje bij de belinstructies wanneer je ons moet bellen.

Weeën of contracties

Dit zijn samentrekkingen van de baarmoederspier. Het voelt als een soort kramp in de onderbuik die langzaam opkomt, erger wordt en dan weer afzakt. Tussen de weeën door is er rust in je buik. Weeën worden steeds sterker, komen vaker en regelmatiger naarmate je bevalling vordert. De meeste vrouwen hebben de pijn van de weeën vooral in hun buik, anderen ook of juist vooral in de rug en/of benen. Als je tijdens je bevalling regelmatig van houding wisselt heb je minder pijn en duurt je bevalling korter. Kijk hier voor mogelijke houdingen tijdens de bevalling.

Je lichaam reageert op bevallingspijn door zelf pijnstillers (endorfines) aan te maken zodat je minder pijn voelt. Angst of spanning belemmert de aanmaak hiervan. Daarom is het belangrijk om zo ontspannen en comfortabel mogelijk te zijn tijdens je bevalling. Wil je bevallen met pijnstilling, dan kan je kiezen uit pijnstillingsmethoden met en zonder medicijnen.

Weeën zorgen ervoor dat je baarmoedermond ver genoeg open gaat (tien cm) om de baby geboren te laten worden. Dit is de ontsluiting. Tijdens de ontsluiting kan je een beetje bloedverlies krijgen of slijm met bloed verliezen. Dit is normaal. Vooral bij een eerste bevalling heeft dit proces tijd nodig en duren de eerste centimeters ontsluiting daardoor altijd het langst. De hele ontsluiting duurt gemiddeld tien tot veertien uur. Bij een volgende bevalling gaat het verstrijken en de ontsluiting vaker gelijktijdig en ontsluit je daardoor meestal veel vlotter.

Persweeën

Als je genoeg ontsluiting hebt om je kindje geboren te laten worden, gaan de ontsluitingsweeën over in persweeën. Doordat het kindje steeds verder in het bekken geduwd wordt en met steeds meer kracht tegen de endeldarm en je anus aangeduwd wordt krijg je steeds meer aandrang of poepgevoel. Als de ontsluiting haast volledig is, gaat het drukgevoel over in persdrang. Meestal zal de verloskundige dan een onderzoek doen om zeker te weten dat de ontsluiting volledig is en het kindje voldoende is ingedaald.

Persen

Het einde van de bevalling is in zicht. Goede persweeën doen al veel werk. In deze fase mag je actief meepersen. Hierbij is het belangrijk om goed naar je eigen lichaam en je verloskundige te luisteren. Als je voor het eerst bevalt, duurt het vaak even voordat je het hoofdje ziet. Het persen duurt gemiddeld een uur. Het hoofdje komt bij elke wee iets verder maar gaat ook steeds weer iets terug. De baby is dan bezig met de inwendige draai door het geboortekanaal. Bij een tweede kindje gaat dit vaak een stuk sneller.  Als het hoofdje geboren is, begeleidt de verloskundige je kindje verder naar buiten. Als alles goed gaat en je dat wilt, mag jij of je partner de baby zelf aanpakken.

Geboren!

Als de baby geboren is, wordt je kindje snel op je (liefst blote) buik gelegd. Voor de binding tussen jou en je baby laten we hem of haar het liefst het eerste uur na de geboorte bij jou liggen. Als je borstvoeding wilt geven gebruiken we dit eerste uur ook om de baby aan te leggen. Direct na de geboorte doen we de Apgar Score waarbij we kijken of de baby een goede start heeft.

Placenta

Na de geboorte van je kindje moet de placenta nog geboren worden. Je baarmoeder krampt samen om deze los te maken en te voorkomen dat je teveel bloed verliest. Als alles goed gaat, wachten we met het doorknippen van de navelstreng tot de navelstreng is uitgeklopt.

De verloskundige controleert of de placenta losligt en als dit het  geval is, moet je nog een keer meepersen om de placenta geboren te laten worden. De placenta moet binnen een uur na de geboorte van je kindje er zijn.

Dan nog even dit:

Trek je niet teveel aan van de eerste krampjes. Deze kunnen weer overgaan. Als de pijn heftiger wordt, kijk dan eens op de klok, Als je echt bezig bent, ga dan ieder uur naar het toilet om te plassen. Ook is het goed om ieder uur wat water te drinken. Houd je normale bedtijden zoveel mogelijk aan. Tijdens de weeën kan je de spullen voor de bevalling al klaarzetten. Zorg dat je lekker warm blijft (vooral je voeten), je kunt je dan makkelijker ontspannen. Ook een warm bad, een warme douche, of een warme kruik kunnen daarbij helpen.